Home

Opeth: ik moest lange tijd niets van de Zweden hebben. Aanvankelijk vond ik het een pretentieuze, overhypte band. Totdat ik in 2008 in een muziekzaak The Lotus Eater hoorde. De typische grunts (die mij altijd irriteren) waren grotendeels verdwenen en hadden plaats gemaakt voor meer invloeden uit de alternative metal (Faith No More) en progressieve rock (King Crimson bijvoorbeeld). Ik was meteen verkocht. Het meest recente Watershed is voor mij een klassieker, met ingenieuze composities die van zachte sferen via een spanningsboog naar een bombastische climax opbouwen.

Toen ik hoorde dat Opeth een album in de stijl van de progressieve rock van de jaren zeventig ging maken, waren mijn verwachtingen hooggespannen. Albums als Foxtrot van Genesis, Close To The Edge van Yes, Pink Floyd’s Dark Side of the Moon en Jethro Tull’s Thick As A Brick gaan er hier in als pap. Tegenwoordig zijn er veel bands die terugkeren naar het warme, organische geluid van het vinyltijdperk. Zou Opeth boven deze massa retrobands uitweten te klimmen en met Heritage een relevant stukje muziekgeschiedenis schrijven?

Heritage bestaat uit een tiental nummers met een speelduur van tegen het uur. Wat meteen opvalt is de totale afwezigheid van grunts. Voor mij eerder een pre dan een min, maar waarschijnlijk zullen niet alle fans er zo over denken. De zang van frontman Mikael Akerfeldt  is duidelijk vooruitgegaan. Over het algemeen heeft het album een perfecte productie. Alle instrumenten zijn zeer goed van elkaar te onderscheiden. Heritage wordt gekenmerkt door een kabbelend, dromerig karakter, met ingetogen zang en een prominente rol voor de akoestische gitaar.

De eerste compostie (het titelnummer) en afsluiter Marrow Of The Earth zijn grotendeels akoestische nummers met piano. Het zijn in feite een rustige intro en outro: onnodig op een album dat al relatief rustig is. The Devil’s Orchard en Feel The Dark doen erg denken aan Watershed. Vooral de laatste is erg pompeus, met de typische hard-zacht dynamiek van het vorige album. Heritage barst goed los met Slither, een snelle rocker in de stijl van Rainbow’s Kill The King. Helaas is de zang van Åkerfeldt veel matter dan Ronnie James Dio’s. Nepenthe is een rustig nummer, met speelse jazz- en funkachtige onderbrekingen. Haxprocess heeft een kamerorkestachtig begin, waarna we getrakteerd worden op een portie mooi (akoestisch) gitaarspel. Helaas blijft een climax uit.  Famine is voorzien van een voor Opeth typische spanningsbouw. We krijgen doomriffs te horen met Hammond-orgel en dwarsfluit. Een soort van Hammers of Misfortune-meets-Jethro Tull. Daarna volgt The Lines In Hand, een sneller en relatief kort nummer met dat typische Oosterse, dromerige Opeth-geluid. Erg sfeervol en één van de betere nummers van het album. Tenslotte Folklore, weer een overwegend kalm nummer, met  een triomfantelijk, bombastische afsluiting,

Heritage is voor Opeth-begrippen een vrij rustig, degelijk album. Kalme passages zijn we natuurlijk gewend van de Zweden, maar ik mis toch bij veel nummers bombastische overgangen en muzikale climaxen. Het album heeft geen duidelijke overgangen en komt daardoor nogal gefragmenteerd over. Leuke muzikale ideeën zijn evident aanwezig, maar deze zijn geïsoleerd in vrij matige, langdradige composities. Persoonlijke hoogtepunten zijn Slither, Famine en The Lines In Hand, de juist wat meer ronkende, rockerige nummers op het album. Deze composities maken dit Heritage voor mij de moeite waard. Opeth’s ode aan de seventies was leuk bedacht, maar een veel minder bekende bands als de Hammers of Misfortune (luister hun nummer Train maar eens) doen dit stukken beter, maar krijgen daarvoor niet de erkenning en bekendheid. Opeth-fans doen er goed aan Heritage eerst eens te luisteren voor eventuele aanschaf. Fans van jaren zeventig (prog-)rock zouden eerst eens The Devil’s Blood, Graveyard en de Hammers of Misfortune moeten checken. (Eru)

7.0

2 thoughts on “Opeth – Heritage (2011): Ode aan de seventies

Plaats een reactie